Moeten ambtenaren gewone werknemers worden?

CDA-Kamerlid Eddy van Hijum en zijn D66-collega Fatma Koser Kaya willen dat ambtenaren (behalve rechters en militairen) gewone werknemers worden. Dat zou de flexibiliteit van de overheid bevorderen. Zij zijn met hun voorstel minstens voorbarig, blijkt uit een brief van de SCO (niet meer beschikbaar). De brief van de SCO lijkt mij een prima uitgangspunt. Het zou de minister sieren als hij op korte termijn aangeeft wat hij van de procedurele kant van de reactie vindt.

Inhoudelijk zou ik graag toevoegen dat een stevige ambtelijke rechtspositie een vereiste is voor het goed functioneren van de democratie (denk aan Weber). Een ambtenaar die al te gemakkelijk ontslagen kan worden, kan de politieke leiding niet langer kritisch adviseren. In niet te verwaarlozen aantallen gevallen is het goed als bestuurders op (bijvoorbeeld) het bestaan van grondrechten gewezen worden. En bij de behandeling van klachten en bezwaren is het goed wanneer iemand het voor de burger durft op te nemen.

In de tweede plaats (we zien dat momenteel aan de collega’s nota bene bij defensie) is de ambtenaar voor zijn positie meer dan een gewone werknemer afhankelijk van de wensen van de “werkgever”. Een autofabrikant moet voor een ontslag aantonen dat er helaas onvoldoende auto’s worden verkocht om mensen aan het werk te houden. In het openbaar bestuur lijkt langzamerhand het verleggen van prioriteiten al voldoende reden voor ontslag.

De toenemende onzekerheid voor ambtenaren leidt ertoe dat steeds meer hoger opgeleiden zich als consultant aanbieden. De werkzekerheid is vergelijkbaar en zij hebben dan tenminste de kans om een buffer op te bouwen. Niet alleen wordt de overheid daar niet goedkoper van, het betekent ook dat er meer mensen voor de overheid gaan werken die begrijpelijkerwijs niet in de eerste plaats letten op het publieke belang, maar op de mogelijkheid van een vervolgopdracht.

Opheffen stadsdelen (april 2011)

Op 23 maart verscheen het Concept Wetsvoorstel afschaffing deelgemeenten. Inderdaad gaat het kabinet niet zo ver dat het ingrijpt in de gemeentelijke autonomie. Alleen de mogelijkheden voor binnengemeentelijke organen om bijvoorbeeld verordeningen vast te stellen, komen te vervallen. De Memorie van Toelichting houdt uitdrukkelijk de mogelijkheid open om territoriale bestuurscommissies in te stellen. Zie pagina 2 van de Memorie van Toelichting.

Voor de Rotterdamse deelgemeenten gaat volgens de verordening om niet meer dan acht bevoegdheden uit de lijst 1A bij de Deelgemeenteverordening 2010. De lijst van overgedragen collegebevoegdheden (1B) is een stuk langer.

Met deze wijzigingen hoopt het kabinet de overheid € 15,1 miljoen te besparen. Volgens zijn berekening zullen Amsterdam en Rotterdam dat besparen op de bezoldiging van de bestuurders deelgemeenten. Het scheelt de rijksoverheid niets, want gemeenten met stadsdelen krijgen geen hogere uitkering uit het Gemeentefonds.

Wanneer de besparing wordt gehaald, is niet zeker, want de wetswijziging gaat op zijn vroegst in 2014 in. En dan moeten eerst de betaling van wachtgelden nog beëindigd  zijn. Vooralsnog zijn  de betrokken gemeenten nog niet erg enthousiast over de bezuiniging die hen langs deze weg wordt opgedrongen.

Kortom: we hebben hier te maken met symbool-wetgeving. Het kabinet heeft de mond vol over “bestuurlijke drukte” die zo wordt bestreden. Maar dit voorstel vermindert die drukte nauwelijks: de stadsdelen worden ingewisseld voor territoriale commissies en financieel is het ook niet erg interessant. Althans als je dat vergelijkt met de bezuinigingsdoelstelling die Amsterdam zich stelt voor de gemeentelijke bedrijfsvoering (€ 112 miljoen).

Opheffen stadsdelen

Reactie op het artikel ‘Einde stadsregio’s heeft geen effect op bestuurlijke drukte’ uit Binnenlands Bestuur 41.

Volgens het Regeerakkoord komt het kabinet met voor stellen tot afschaffing van de WGR+ en deelgemeenten c.q. deelgemeenteraden. Het is maar de vraag of een simpele wijziging van artikel 87 van de Gemeentewet volstaat.

Immers, volgens artikel 124 van de Grondwet wordt de bevoegdheid tot het regelen van hun huishouding aan de besturen van gemeenten en provincies overgelaten.

De Rotterdamse deelgemeenten zijn in de jaren zeventig ontstaan uit allerlei verschillende vormen, zoals wijkraden en sociale wijkopbouworganen. Dat waren soms meer, soms minder formeel georganiseerde gemeentelijke commissies.

Naarmate die commissies meer bevoegdheden kregen, ontstond de noodzaak om na te gaan of zij representatief waren voor de bevolking in de wijk. Toen men deelgemeenten de bevoegdheid wilde geven om een verordening vast te stellen, was dat zelfs noodzakelijk. Volgens artikel 4 van de Grondwet heeft namelijk iedere Nederlander het recht algemeen vertegenwoordigende organen te kiezen. Daarmee was het nuttig om een regeling in de Gemeentewet op te nemen.

Een wijziging van de Gemeentewet is onvoldoende om het grondwettelijke recht in te perken het gemeentelijke bestuur zelf in te richten.

Wat levert het afschaffen van de WGR+ regio’s op? Het enige verschil tussen die regio’s en gemeenschappelijke regelingen is dat de regio’s verplicht een aantal vaste taken uitvoeren. Daar waar in die regio’s al wordt samengewerkt, is omzetting naar een gewone gemeenschappelijke regeling niet echt een probleem.

Kortom: het realiseren van deze wensen lijkt een inbreuk op de gemeentelijke autonomie. Dat vraagt wat van beleidsambtenaren om hier een acceptabel plan voor te ontwikkelen. Had men het eigen opschrift van het hoofdstuk Bestuur maar beter gelezen: ‘Het bestuur wordt georganiseerd vanuit de principes: je gaat erover of niet. Alleen dan kan een kleine overheid worden gevormd met minder ambtenaren’.

gepubliceerd als ingezonden brief in Binnenlands Bestuur

In Binnenlands Bestuur van 19 november merkt W.J.N.M. Snoijink, gerechtsambtenaar, op dat ik geen groot kenner van het staatsrecht ben, omdat de Grondwet bepaalt dat de Gemeentewet de inrichting van het gemeentebestuur regelt. Maar dat is nu precies mijn punt: de geschiedenis heeft geleerd dat de praktijk ook wegen buiten de wet om vindt. En die wegen moeten bij een regeling dus allemaal afgesloten worden.

Borstklopperij

Amsterdam wil betogingen voor en tegen Wilders niet verbieden (Trouw, 26 oktober). Dat zou zijn omdat Amsterdam het recht op demonstratie zo hoog in het vaandel heeft staan. Daarmee wekt de woordvoerster van de gemeente de suggestie dat men in Amsterdam erg ruimhartig is. Nou moet het niet gekker worden. Het recht op demonstratie is vastgelegd in artikel 9 van de Grondwet en het wordt uitgewerkt in de Wet openbare manifestaties. Voor demonstraties hoeft geen vergunning te worden aangevraagd; ze moeten alleen gemeld worden. De rechter geeft niet veel ruimte aan burgemeesters die op grond van zo’n melding een demonstratie willen verbieden. Goed dat Amsterdam zich aan de wet houdt, maar reden voor borstklopperij is dat niet.

gepubliceerd als ingezonden brief in Trouw

Droombaan

Nout Wellink van De Nederlandsche Bank (DNB) krijgt veel kritiek. Had hij eerder of krachtiger moeten ingrijpen bij DSB? Hij is het er zelf mee eens dat de vergunning voor die bank in 2005 beter had gekund. Maar hij vindt dat DNB die beslissing toch in redelijkheid kon nemen. Je kunt geen jaren in de toekomst kijken.

Nu gaat het mij niet zozeer om Wellink, maar om de verwachtingen die wij van topfunctionarissen hebben. Regelmatig doen die een beroep op onze redelijkheid. Zij zijn immers ook maar mensen. Waarom hebben we dan toch zulke hoge verwachtingen van hen? Vaak volgen we de redenering dat iemand meer zijn best zal doen, als we een betere beloning in het vooruitzicht stellen. Hoe meer we betalen, hoe knapper iemand wel moet zijn. Uiteindelijk denken aandeelhouders en commissarissen dat iemand die vele malen de Balkenendenorm verdient, wel wonderen zal kunnen verrichten.

En dat hadden we dan mooi gedroomd.

gepubliceerd als Denktank in Trouw

juridisch advies decentrale overheid